M HKA ONDER DE MAAT VAN BROODTHAERS
In
haar streven om andermaal een “grote naam” aan het palmares van het museum toe
te voegen is de expo ‘Soleil Politique’ die het M HKA organiseert met
het oeuvre van Marcel Broodthaers letterlijk en figuurlijk het symbool geworden
van een beleid dat hoger mikt dan wat in haar infrastructurele en financiële mogelijkheden
ligt. Men springt onder de lat door en dat is pijnlijk voor zowel het museum
als het oeuvre van Broodthaers. Ik weet niet waaraan het ligt, maar deze
overzichtstentoonstelling mist de climax van een hoogtepunt, ze blijft onder de
maat van Broodthaers zelf.
Misschien
heeft Maria Gilissen, echtgenote van MB, als mede curator teveel vrijheid gekregen
om de overzichtstentoonstelling naar haar hand te zetten. Hoe verdienstelijk
zij ook is in de nagedachtenis van haar echtgenoot, maar dat is geen goed
uitgangspunt voor een expo die beoogd om een historische reconstructie te zijn
van het oeuvre van een van de belangrijkste Belgische kunstenaars sinds de
tweede wereldoorlog. Maria vereenzelvigt zich met het oeuvre van haar man en
kan in die omstandigheden onvoldoende afstand nemen van de context waarin het
is tot stand gekomen. Het beste is dat men zich houdt aan wat voorradig is uit
het omvangrijke bestaande oeuvre. Als men nog onafgewerkte stukken terugvindt,
wat tot de mogelijkheden behoort, dan moeten die met de grootste nauwkeurigheid
worden getoetst aan tekeningen, foto’s of geschriften en beoordeeld worden binnen
een logische voorzetting van het oeuvre. De indruk mag niet worden gewekt dat
er losjes mee wordt omgesprongen.
Wie
de overzichtstentoonstellingen van Broodthaers heeft gezien in de Kunstsammlung
Nordrhein-Westfalen (Düsseldorf, 2017) , het MOMA (New York), Reina Sofía (Madrid) of nog veel vroeger in 1991
bij Jeu de Paume in Parijs en andermaal Reina Sofia, weet dat dit niet de beste
presentatie is. De enscenering van het oeuvre en het ontbreken van een aantal topstukken,
of de reconstructie ervan, hadden veel beter gekund en gemoeten. En als het
budget ontbreekt om het op ‘topniveau’ te doen dan doet men het beter niet. De
kleinschalige tentoonstelling met Broodthaers oeuvre uit de collectie van en in
het Museum voor Schone Kunsten te Brussel in 2010, was in dat opzicht beter
gestructureerd. Nu lijkt het er op dat Broodthaers een rommelig parcours heeft
gereden wat niet strookt met de werkelijkheid.
De
bedoeling van het M HKA was en is om met het drieluik Joseph Beuys, Jams Lee
Byars en Broodthaers de relaties van
deze drie internationaal gerenommeerde kunstenaars met de Antwerpse kunstscene
in de verf te zetten. Dat is op zichzelf verdienstelijk maar is slechts een
fragment uit het leven van deze kunstenaars. Iedereen weet dat leven van Broodthaers
zich voornamelijk in Brussel afspeelde, inclusief de galeriewereld daar, en tot
erkenning is gekomen tijdens zijn
verblijf in het Ruhrgebied, zijn tweede en definitieve heimat. Zijn
passage in de Antwerpse Wide White Space gallery is opmerkelijk, maar hier
kwamen vooral de freaks, de ‘monstre sacré’ van de Belgische verzamelaars en
jonge kunstenaars op af die hem opvoerden in tijdschriften als ‘Artworker Star’.
Misschien was het uitpluizen van zijn Antwerpse passage en zijn invloeden op de
jonge generatie kunstenaars in de stad op zich al een beter idee geweest, ze
had een volwaardige aanvulling kunnen zijn op wat in New York, Madrid, Parijs
en Düsseldorf niet is getoond, want in die tentoonstellingen kwam zijn relatie
met Antwerpen, behoudens in zijn biografie, weinig of helemaal niet aan bod. Broodthaers
verscheen ook op EXPRMNTL in Knokke of in het ‘t Kasteeltje van Mullem en was
het onderwerp van tal van andere initiatieven en publicaties in Vlaanderen. Men
hoeft niet verder te springen dan nodig is om een degelijke tentoonstelling te
maken, of wil het M HKA van Broodthaers passage in Antwerpen meer maken dan wat
het is geweest?
Als
het de bedoeling is om Antwerpen op te voeren als bakermat van de Vlaamse
avant-garde dan berust dit op ijdelheid, kortzichtigheid en negatie van alle
andere Vlaamse initiatieven die tot deze ontwikkeling hebben bijgedragen. Broodthaers
was Brussel waar hij als opkomende artiest keet schopte en zich afvroeg waarom
de mensen 50 frank horen te betalen om naar tentoonstellingen te gaan kijken en
waar hij de grondvesten legde van zijn imaginair oeuvre.
Het
‘Antwerpse’ M HKA zou er goed aan doen om regelmatig eens buiten de
stadsgrenzen te kijken naar Vlaanderen, Brussel en bij uitbreiding zelfs België, dan pas zou het een echte ‘aantrekkingsmetropool’
zijn. Laten wij het houden bij een verdienstelijke poging van het M HKA om zich
als kunsttempel naast de voornoemde musea
te plaatsen.
Roger
D’Hondt
Lees
ook: yesartsite.wordpress.com/2017/03/08/marcel-broodthaers-terugkeer-in-dusseldorf/
Reacties
Een reactie posten